Wednesday, January 15, 2020

Aflevering 17



De 'regulieren', verenigd in de Reguliere Grootloge van België (RGLB-GLRB), hebben bij de andere obediënties een zeer slechte naam. Franstalige spotters spreken van la Grande Loge Religieuse de Belgique, en ik heb nooit begrepen waarom. Ik was in het GO een bekend verdediger van de Opperbouwmeester van het Heelal (immers, hoe kun je bouwen zonder architect?) en ook de reguliere verplichting om in (een) God te geloven stoorde mij niet. In mijn GO-tijd zei ik al: als er staat je moet in God geloven, maar je mag dat invullen zoals je wilt, waar is dan het probleem?

In de Constitutie van de RGLB staat het letterlijk als volgt:
De Vrijmetselarij bevestigt het bestaan van God, Opperwezen, dat zij aanduidt met de naam Opperbouwmeester van het Heelal. Zij eist van al haar leden dat zij deze bevestiging aannemen. Deze eis is absoluut en kan niet het voorwerp uitmaken van enig compromis of voorbehoud. De Vrijmetselarij definieert het Opperwezen niet en laat eenieder de absolute vrijheid om zich er een opvatting over te vormen.
Deze tekst is zeer onduidelijk, maar eist niét dat men in God gelooft. Men moet enkel "aannemen" (wat dat ook mag betekenen) dat de vrijmetselarij het bestaan van een ongedefinieerd Opperwezen bevestigt (wat deze categorieke uitspraak over de geschiedenis van "de" vrijmetselarij ook mag betekenen). Het is zeer verwonderlijk dat de "Engelsen", aan wie die kronkelige formulering toch ook opgevallen moet zijn, er vrede mee namen.

Het Algemeen Reglement van de RGLB daarentegen is veel minder diplomatiek:


Hier wordt wél geëist dat men gelooft in de God die als Opperbouwmeester van het Heelal één van de grondslagen van de vrijmetselarij zou zijn. Ik heb dat zonder probleem ondertekend, daarmee verklarend het "bestaan" van "God" te "erkennen". Er zijn vele definities van elk van de drie woorden tussen aanhalingstekens, en voor de combinaties van die drie woorden zijn er nog veel meer. Mijn handtekening betekent dus dat er onder die vele gecombineerde betekenissen minstens één is die ik onderschrijf. In Oostende bestaat er een zeer actieve reguliere loge Spinoza, en ik neem aan dat vele van haar leden, net als ik, ook wel iets zullen zien in Spinoza's identificatie van "God" met "de natuur" (het heelal): Deus sive natura. In die zin erken ik natuurlijk het bestaan van God.



Men kan een bepaalde opvatting van "God" (die van Spinoza bijvoorbeeld) onderschrijven en, tegelijk, een andere opvatting (die van de paus bijvoorbeeld) verwerpen. Anders gezegd: men kan volgens een bepaalde definitie "atheïst" zijn en tegelijk volgens een van de vele andere definities "gelovig". Deze simpele logica gaat sommige reguliere pilaarbijters boven de pet, zoals ik gedurende heel mijn reguliere carrière heb mogen ondervinden. (De reguliere vrijmetselaar en militante atheïst Multatuli had in zijn tijd met verlichtere geesten te maken.) Dit gezegd zijnde: de regulieren zijn in overgrote meerderheid vrijzinnig. Helaas wordt het imago van de obediëntie sterk getekend door de invloedrijke groep "pastoors", die zonder twijfel de kandidatuur van Baruch Spinoza voor de reguliere loge Spinoza zouden afwijzen. De sympathie die ik voor "de pastoors" van Levet Scone heb gevoeld kan ik dus niet opbrengen voor hun reguliere confraters. 

Over de obediëntie als geheel is mijn conclusie na twee decennia: de andere zijn slechter. Bij de regulieren wordt men niet lastig gevallen door militanten die hun obsessies over politiek, emancipatie of vrijmetselarij met alle middelen willen opdringen. Wie ontevreden is binnen de RGLB verlaat doorgaans de obediëntie zonder veel ophef. De onvrede gaat meestal over het maçonniek isolement (als regulier mag men geen niet-reguliere loges bezoeken), over het exclusief mannelijk karakter, of over de pastoorskliek. Door die redenen is er veel desertie uit de obediëntie, die dan ook sedert haar ontstaan nauwelijks gegroeid is. Als het over reguliere broeders gaat ben ik altijd zo voorzichtig eerst te polsen "waar hij nu is"; vaak is dat de GLB.

De RGLB is wel de enige obediëntie zonder "inspecteurs". In het GOB en de GLB heeft elke loge een "inspecteur" die als verbindingsofficier fungeert tussen de werkplaats en het bestuur van de obediëntie, en die meteen ook een oogje in het zeil houdt. De RGLB doet het dus zonder, maar daar staat tegenover dat er een netwerk van verklikkers bestaat, waardoor ketterse meningen en praktijken (waaronder de mijne) snel hogerop gesignaleerd worden. 

In de volgende aflevering keer ik, na dit globale overzicht, terug naar het chronologische verhaal.

Toegevoegd na herlezing: "Wie ontevreden is binnen de RGLB verlaat doorgaans de obediëntie zonder veel ophef." Er zijn daarop ook notoire uitzonderingen. Ik herinner mij dat een complete loge de obediëntie verlaten heeft in een agressieve sfeer waarin een proces (een civiel proces, geen maçonniek) imminent was. Ik ben overigens eens reserve-rechter geweest in een maçonniek proces tegen een broeder van mijn eigen loge die een irreguliere (gemengde) loge bezocht had en bepaald niet op discrete manier. Ik stond achter de repressieve actie vanwege de obediëntie. Ik vind nl. dat men mag ijveren om dingen te veranderen, maar dat men ondertussen zijn engagement moet naleven. In België, met zijn hypocriete katholieke traditie, vindt men natuurlijk veel sjoemelaars. Nog voor ik regulier geworden was had de Voorzittend Meester van La Fidélité mij al privé gezegd: "niemand zal erover vallen als je in alle discretie, ver genoeg van huis, een niet-reguliere loge bezoekt." Tja. Deed mij wel denken aan Bevrijding: "we zullen 'ja' zeggen, maar het niet doen."

 







No comments:

Post a Comment