Friday, January 24, 2020

Aflevering 8

Op 29 maart 1983 nam ik schriftelijk ontslag uit Bevrijding. Die stap was al lang in de maak, en had twee oorzaken.

Eerste oorzaak: de grote wanverhouding tussen het beeld dat de vrijmetselarij van zichzelf creëert en wat er in de praktijk maar aan beantwoordt. Ik was niet de enige van de zes neofieten die vond dat de discrepantie in het geval van Bevrijding toch wel erg groot was. Een van de anderen vond ook "dat men zijn verwachtingen zeer snel verlaagde", en hij heeft zijn medewerking verleend aan mijn bouwstuk "Dialoog over maçonnieke platitudes". In die dialoog had ik 22 'platitudes' verwerkt die ik uit officiële maçonnieke voorlichting gehaald had en die eigenlijk gemeenplaatsen, onzinnigheden of ronduit leugens zijn. De tekst vind ik nu, bij herlezing, zeer scherp, en ik eindig niet zonder reden met als 23ste platitude  "zoiets zou in een andere werkplaats niet eens mogelijk zijn". Mijn gloeiende hekel aan nietszeggend geronk moet uit die dagen dateren, en heb ik altijd behouden. Veel later, toen ik Redenaar van La Fidélité was, verliet ik eens na een zitting-met-bouwstuk de tempel vlak na de achbare meester. Hij keerde zich naar mij om om bewonderend te laten blijken hoe goed hij het gevonden had, en toen ik zei: "Ik heb daar geen woord van begrepen" anwoordde hij: "Nu je het zegt, ik eigenlijk ook niet." In de vrijmetselarij heeft men een eindeloze bewondering voor quasi-diepzinnigheden die men niet verstaat (en die ook niets betekenen).

Een groot deel van de aan de kaak gestelde platitudes draait rond rituelen en symbolen, waarover nog altijd zeer leugenachtige beweringen in stand gehouden worden. Bevrijding was daarin een absoluut dieptepunt, in die mate zelfs dat de ex-A.M. in een ogenblik van helderheid ooit eens gepleit heeft om een spreker te zoeken die ons zou onderhouden over "het truweel of zoiets".

Voor de gelegenheid opgediept uit ons maçonniek juwelenkistje
Maar ook in loges die wél aan het maçonniek decorum vasthouden is het nauwelijks meer dan een vaag kader voor aankleding en taalgebruik. Men zou moeten ophouden met te beweren dat de vrijmetselarij 'werkt' met riten en symbolen, alsof daarmee echt iets voortgebracht wordt.

Het andere deel van de platitudes betrof de "broederlijkheid" die geacht werd tussen vrijmetselaars te heersen. Daarbij citeerde ik ook Anderson, die in zijn Constituties de misleidende term "vriendschap" gebruikt. In het begin was ik daar, juist door de misleidende voorlichting, zeer naïef in. Ik vond het dus niet vreemd dat broeder X mij aan tafel zegde dat de broeder-minister van Onderwijs voor mij aan de telefoon was (grapje!), en men heeft er mij ook moeten op wijzen dat ik niet zomaar aan hooggeplaatste kabinetsbroeders maçonnieke brieven kon schrijven. Hierop heb ik een tijdlang geprobeerd "broederlijkheid" te definiëren, mij voorstellend wat dat zou moeten inhouden tussen vrijmetselaars die een hekel hebben aan elkaar, die commerciële concurrenten, politieke tegenstanders of militaire vijanden zijn. (Pas veel later heb ik vernomen dat in oorlogstijd broeders uit het vijandige kamp niet meer toegelaten worden in de loges.) Uiteindelijk heb ik dat opgegeven. Eigenlijk is het een soort smartlap, die men laat horen als de sfeer ernaar is. Hoe "universeel" de broederschap is kan iedereen zelf beoordelen die de eetzaal binnenkomt en moet vaststellen dat vrienden (echte vrienden) al stoelen in elkaars buurt gereserveerd hebben.

De tweede oorzaak voor mijn ontslag was, dat Bevrijding na een stemming gekozen had voor een evolutie naar een gemengde loge. Dit is, zoals in mijn ontslagbrief staat, een eerbare keuze, maar niet de mijne. Ik was toegetreden tot een schaakclub, en was niet gediend met de verandering in damclub. Ik begrijp ook perfect dat iemand de dinsdag gaat schaken en de woensdag gaat dammen, maar hij mag niet de twee op 1 hoop gooien.


Ik had het reglement van het G.O. én het reglement van Bevrijding aan mijn zijde, maar dat woog daar niet erg door; regels waren er om vooral niét toe te passen. Ik had hier graag geciteerd uit mijn exemplaar van het reglement, maar dat heb ik in een opwelling van woede aan stukken gescheurd in een discussie met de nieuwe achtbare meester. Ach, men is jong hé! Ik hou mij aan regels en afspraken, tot men ze verandert, maar ik leerde toen voor het eerst dat de Belgische zeden anders zijn. Regels zijn er onderhevig aan erosie, en op een zeker ogenblik stelt men met een schok vast dat zij 'verdwenen' zijn, opgelost. Door die ervaring wijzer geworden heb ik, bij een van de volgende pogingen om een loge op nieuwe grondslag op te richten, voorgesteld om in het reglement op te nemen "Alle afspraken en regels blijven gelden tot zij in overleg veranderd of vervangen worden". Daarop zei iemand: "Ach wat, dat is overbodig, dat spreekt toch vanzelf." Helaas, in mijn volgende loge, Acacia, zijn regels en afspraken óók verdampt, en werd ik met mijn conservatief (d.w.z. behoudend) standpunt plots als reactionair aangezien. Men beweert ook wel eens dat ik "niet soepel", "verschrikkelijk rechtlijnig" en "té logisch" ben, maar ja, men beweert zoveel! 😊


Hiermee was het probleem "vrouwen in de loge" voor mij verdwenen. Een 'probleem' kan men dat eigenlijk niet noemen, want er bestonden al mannelijke en gemengde obediënties, en ik heb zelf de geboorte meegemaakt van een vrouwelijke obediëntie, de VGLB. Iedereen kiest dus maar, en laat de anderen met rust. Helaas was Bevrijding een aanhanger van linkse actie, waarbij men de anderen juist niét met rust laat. Men werd als man geacht zich schuldig te voelen in een mannenloge. Discriminatie op grond van secundaire geslachtskenmerken heette dat. Wat zou het! Ik heb louter blanke vrienden, en geen daarvan komt uit een ander milieu dan het mijne. Mag het even? Neen, dat mocht dus niet. Linkse dogmatiek had er voorrang op gewone feitelijkheden, zoals de evidentie dat een aantrekkelijke vrouw het gedrag van alle mannen in de buurt verandert. In onbewaakte momenten vielen de bevrijders wel eens door de mand. Toen ik werd meegevraagd om de inwijding van een vrouw te gaan bijwonen heb ik met eigen oren gehoord: "Ik zie die wijven graag bibberen" (broeder X, groot voorstander van vrouwen in de loge) en "Een vrouw onder de blinddoek, dat wil ik niet missen" (broeder Y, idem). Het maçonniek schootsvel als schaamlap voor troebele gevoelens dus. Het was in vrouwenloges overigens niet anders. Toen mijn vrouw eens haar vrouwenloge (van de VGLB) betrad en merkte dat iedereen extra opgemaakt was en recht van de kapper kwam, bleek dat zij iets belangrijks over het hoofd gezien had: de broeders kwamen op bezoek! Ik ben ervan overtuigd dat velen de gemengde vrijmetselarij ook bewust gebruiken om een man of vrouw te vinden. Ik zou het in geval van nood allicht ook doen, want het gaat om mensen waarin men ongeveer zijn eigen intellectueel en sociaal milieu terugvindt, en die men bovendien in volle "broederlijkheid" kan/mag/moet benaderen. Het kan ook wel tegenvallen. Zo is het voorgekomen dat in een logezitting een man, zijn ex-vrouw en zijn nieuwe vrouw om beurten het woord namen om enkele huwelijksproblemen publiek toe te lichten.


  

No comments:

Post a Comment