Saturday, January 11, 2020

Aflevering 21

 In 2006, toen het experiment Euclides was stilgevallen, ben ik feitelijk opgehouden aan vrijmetselarij te doen. Ik was er niet in geslaagd over te brengen wat ik in gedachten had gehad, maar er was ook een meer inhoudelijke kant aan de stilstand: als men de vrijmetselarij tot haar absolute essentie terugbrengt ziet men dat er weinig of niets overblijft. Euclides had een stramien van louter rituele zittingen en zangbijeenkomsten, en had de conventionele kalkoenvulling afgeschaft, namelijk de verplichte spreekbeurten van mensen die niets te zeggen hebben en het veredeld cultuurleven van de voordrachten. Een paar keer is de oprisping gehoord Is dat alles?, en het eerlijke antwoord daarop moet luiden: inderdaad. Al van in 1723 heeft de vrijmetselarij als geafficheerde doelstelling: mensen bijeenbrengen die anders van elkaar verwijderd zouden zijn gebleven. Prima, maar als ze eenmaal bijeen gebracht zijn, wat doet men dan? Als godsdienst en politiek taboe zijn (en voor Engelsen zijn gesprekken 'over' iets sowieso al taboe) blijft er weinig over: inwijden en (vooral) eten, drinken en zingen. Als mensen in dat programma ontgoocheld zijn dan ligt dat aan de opgeklopte voorstelling die de vrijmetselarij van zichzelf verspreidt. In de 18de eeuw was men met het programma van eten, drinken en zingen blijkbaar perfect gelukkig. Als men de teksten van de talloze tafelgezangen naleest krijgt men bijna de tranen in de ogen! Men bezingt er de hemel op aarde, het aards paradijs, en dat staat er letterlijk!


Toen ik Euclides vaarwel had gezegd was mijn band met de RGLB zeer dun geworden. Ik was enkel nog lid van de studieloge Ars Macionica, die ik tot nu toe niet genoemd heb (en ook niet onder mijn verschillende 'loges' reken) omdat dit geen echte loge is; ze wijdt immers niet in en doet niet aan liefdadigheid. Ik heb later het reglement van Ars Macionica herschreven en het gat gedicht waar ik zelf gebruik van gemaakt heb. Het is vandaag niet meer mogelijk enkel lid van Ars Macionica te zijn, zoals dat mijn geval was geweest.

Op zoek naar een nieuwe loge ging ik te rade bij een broeder die mij in diverse opzichten altijd 1 stap voorafgegaan is. (Ik heb hem al eerder genoemd met zijn j'ai encore démissionné.) Zijn carrière was ook GOB -> GLB -> RGLB geweest maar nadat hij de laatste deur dichtgeslagen had is hij nu in de diaspora. Ikzelf daarentegen zocht ergens maçonniek asiel, met de bedoeling vrijmetselaar te blijven zonder nog actief te zijn. Op zijn aanraden wendde ik mij tot La Parfaite Amitié in Brussel, Franstalig. Het kwam zeer goed uit dat een van mijn persoonlijke vrienden daar ook actief was, en zo begon ik die loge te bezoeken, om ten gepasten tijde niet als volslagen onbekende mijn aanvraag te moeten doen. Het was een tijdje geleden dat ik nog bouwstukken gehoord had, en het viel niet mee om die conventionele onzin te moeten uitzitten. Na een van die bouwstukken boog mijn vriend zich naar mij over (hij zat in het Oosten als gewezen Achtbare Meester en ik als vertegenwoordiger van Ars Macionica) en vroeg mij "Tu n'as pas trop souffert?"


Ik heb maar gaandeweg vernomen dat (ook) La Parfaite Amitié bij de scherpslijpers van de RGLB een ketterse reputatie had. Toen een bezoeker een bepaalde onorthodoxe mening had horen verkondigen was de kliklijn aangesproken en was zijn ongenoegen naar hogere regionen doorgegeven. De geschandaliseerde bezoeker en mijn vriend, beiden lid van Ars Macionica, kruisten elkaar regelmatig maar waren niet on speaking terms. (Zo waren er wel meer koppels antagonisten. Ik heb zelf gezien dat broeder X de zaal naderde waar Ars Macionica zou vergaderen, zag dat broeder Y aanwezig was, zich 180° omwendde en driftig wegbeende. Ja, in diesen heil'gen Hallen etc.)

Het deed voor mij weinig ter zake, maar in La Parfaite Amitié beoefent men een zeer ongewone variant van de Franse Ritus, de Rite Ecossais Philosophique. In Londen, op weg naar Quatuor Coronati, had ik met de promotor van die ritus en de grote man achter La Parfaite Amitié (ondertussen overleden) een taxi gedeeld. In de loop van het taxigesprek vroeg hij mij —ik weet niet hoe dat ter sprake kwam—of ik wel in God geloofde, en ik zei "Le Dieu des maçons, oui". Hijzelf, denk ik, definieerde zich als rooms-katholiek. 

Toen ik dacht voldoende blijk gegeven te hebben van mijn vlijt vroeg ik officieel mijn affiliatie aan bij La Parfaite Amitié. De voorzitter wist perfect dat het van mijn kant om een formeel lidmaatschap ging, dat ik tegenover hem ook ronduit demande d'asyle maçonnique noemde. Niettemin! De avond voorafgaand aan de stemming belde hij mij verontrust op, met de vraag of ik niet beter mijn aanvraag zou terugtrekken. 'Men' had hem gewaarschuwd, zo zei hij, dat ik niet le premier venu was, en dat allerlei onheil te verwachten viel. Een zoveelste uiting van wat mijn broeder-voorganger (die van het traject GOB -> GLB -> RGLB -> diaspora) noemt la haine maçonnique, zoveel voelbaarder en intenser dan de veelbezongen broederliefde. Ik hield mijn aanvraag staande, overleefde (nipt) de stemming en werd lid. Ik toonde mijn loyauteit door een bouwstuk op te leveren en door aan hun Cahiers een aflevering van 32 goed gestoffeerde bladzijden van (al zeg ik het zelf) hoge kwaliteit toe te voegen:




Hierna bouwde ik mijn bezoeken gaandeweg af en begon, zoals gepland, mijn leven als 'slapend' (maar volle prijs betalend) vrijmetselaar. Mijn goede persoonlijke vriend uit La Parfaite Amitié is plots overleden en heeft in mijn leven een zeer voelbaar gemis achtergelaten. Voor zijn crematie zat ik in Ukkel onder broeders die ik niet kende aan tafel, en toen ik aan mijn overbuurman beleefdheidshalve vroeg van welke loge hij was antwoordde hij: La tienne, je suis ton Vénérable Maître. Oeps!


Nu ik hierboven mijn laatste medaille laat zien: in het GO haalde men zijn medaille slechts bij de grote gelegenheden tevoorschijn, maar in de RGLB draagt men ze altijd. Wie lid is van verschillende loges kan dus uitpakken met verschillende medailles, en veelzijdig geëngageerde broeders kondigen hun naderen van op afstand aan door het smaakvol discreet tinkelen van hun medailles, een beetje zoals oud-strijders op 11 november.

In 2014 heeft de Achtbare-met-de-scrupules-voor-de-stemming zijn pas-le-premier-venu onverwacht eens uitgenodigd voor een babbel, die plaatsvond in Aalst. Heel aangenaam, al begrijp ik nog altijd de bedoeling niet, want er viel tussen ons niets uit te praten of glad te strijken. Hij had toen de RGLB al verlaten, woont nu in Israel en promoot daar Atheists for Israel


Iemand met wie wél (indertijd) allerlei uit te praten zou geweest zijn is een van de stripfiguren uit de anonieme satirische tekening die op Léo Taxil stond. Hij heeft mij, weinige jaren geleden (hij is ondertussen overleden), opgebeld met de mededeling "Wij moeten eens praten", met een uitvoerige uitleg over waar hij nu woonde. Ik heb hem beleefd aanhoord en heb hem daarna een briefje geschreven om (naar waarheid) te zeggen dat de vrijmetselarij mij al lang niet meer interesseert, en dat ik niet inzag waar wij het zouden moeten over hebben. Ik heb hem niet meer gehoord en evenmin gelezen; als ik de tekening goed begrijp scheef hij nochtans graag brieven.

)






 




1 comment: