Sunday, January 19, 2020

Aflevering 13

In de tijd dat ik lid was bij Acacia (GO) heb ik relatief vaak en met een onmiskenbare sympathie de loge Levet scone in Aalst bezocht. Dat was een piepkleine loge van een piepkleine ‘obediëntie’ met een naam die iets als “Schotse Grootloge van België” was. Die loge had maar zeer weinig leden, groeide nauwelijks en overleefde enkel dankzij een welwillende Aalsterse sympathisant van het GO. 

De ‘gerectificeerde’ ritus overtreedt flagrant de maçonnieke basisregel uit 1717 dat men zijn particuliere godsdienst buiten de loge moet houden. Het is namelijk een christelijke ritus, juister gezegd: de rituelen zijn christelijk van vorm, met inbegrip van enkele gebeden. Mij stoort dat niet, zolang men het maar niet meent, m.a.w. zolang men maar niet verlangt dat de leden ook christenen zijn. Mijn vrouw noemde de gerectificeerde Aalstenaars steevast ‘de pastoors’, en helemaal ongelijk had zij niet, want toen ik er eerst op bezoek kwam werd de loge voorgezeten door een dominee. Mijn regelmatige bezoeken zijn nooit in een lidmaatschap geresulteerd precies doordat er over ‘vorm versus inhoud’ geen eensgezindheid bestond. De twee leidende figuren waren academici van de VUB, en op mijn vraag ‘mag ik, uit de loge komende, het standpunt propageren dat het christendom niet deugt?’ zei de ene ‘ja’ en de andere ‘neen’. Vandaar is het bij een sympathie-van-op-afstand-gebleven, en ik behield mijn vrijheid om buiten de loge inderdaad te propageren dat het christendom niet deugt. 

Ik heb in die loge, denk ik, maar één keer een inwijding meegemaakt. Vóór de zitting verbleef de kandidaat in afzondering, en ‘broeder voorbereider’ werd op hem afgestuurd om te peilen ‘of hij geloofde in God en in de onsterfelijkheid van de ziel’. Het merkwaardige rapport daarvan luidde: ‘Op de eerste vraag: neen, op de tweede vraag: eigenlijk ook niet. Maar de kandidaat gaf blijk van de juiste gemoedsgesteldheid. Kortom, Achtbare Meester, zijn antwoorden gaven volledige voldoening.’ Hierop werd de man ingewijd. Mij viel ook nog op dat men in zijn naam verklaarde ‘hij leeft als christen’, wat overduidelijk een tactische aanpassing was van een antwoord dat volgens het boekje had moeten zijn: ‘Hij is christen’. Zoals gezegd, de gerectificeerde ritus richt zich eigenlijk uitsluitend tot christenen, wat ik evenzeer afkeur als een ‘maçonniek’ systeem dat zich uitsluitend tot joden of uitsluitend tot atheïsten zou richten. In elk geval, door het doopceel op die postmoderne wijze te lichten kon het gebeuren dat in Aalst ook een Turk werd ingewijd waarvan verklaard werd dat hij als christen leefde.

Levet scone werkte zeer eenvoudig en volledig complexloos. Ik heb meegemaakt dat midden in de zitting bleek dat een cruciaal ritueel element niet opgesteld was, en dat de voorzitter in alle rust een blad papier te voorschijn haalde, er met zijn balpen een rudimentaire vorm op tekende, en het papier bevestigde waar het attribuut had moeten zijn. Prachtig vond ik dat. Muziek was er evenmin; pauzes in het ritueel gebeuren werden ingevuld doordat de redenaar uit ‘de regel’ voorlas. 

In een brochuurtje dat ik later heb opgesteld heb ik expliciet genoteerd: 
Levet Scone heeft ons geleerd hoe men rituelen tot hun eenvoudige kern kan terugbrengen en totaal ongekunsteld kan uitvoeren. We zagen er ook hoe indringend rituele handelingen zijn als men (‘men’ is vooral de muziekliefhebber) niet afgeleid wordt door achtergrondmuziek.
Wat mij in Levet Scone vooral aantrok was het besef dat zij op een oudere traditie teruggrepen dan Acacia, die met zijn ritus zeer 19de-eeuws was. Ik was toen al bezig met het ‘reconstrueren’ van de maçonnieke oerrituelen, zeg maar de rituelen waarmee Ashmole was ingewijd in 1646.

Op 4 november 1995 werd Yitzhak Rabin vermoord, en ik hoorde dat nieuws op de autoradio, want ik was die avond op bezoek bij een ‘grote’ bijeenkomst van verschillende gerectificeerde loges, in een randgemeente van Brussel. Tot de merkwaardige figuren die ik daar ontmoet heb was een ‘antiklerikale pastoor’. De man, zoon van een antiklerikale vrijmetselaar en een zeer devote moeder, had zijn beide ouders dus in zich verenigd. Als priester-vrijmetselaar overtrad hij onmiskenbaar de regels van zijn kerkelijk instituut, waardoor vanzelf de vraag rijst of zijn maçonniek engagement dan wél serieus was. (Dominees hebben dat probleem natuurlijk niet; founding fathers Anderson en Desaguliers waren allebei dominee.)  Voor alle duidelijkheid: ik heb altijd gevonden, en vind nog, dat de loge zich niet moet moeien met wat een vrijmetselaar buiten de loge aan godsdienstige of politieke overtuiging laat blijken.

Een postmoderne lezing van “christen zijn” is later nog op mijzelf toegepast. Ik ben van kindsbeen af al een sympathisant van Schotland, en ik ben dus, regulier zijnde, met graagte toegetreden tot de Royal Order of Scotland. Ook dit is een maçonniek fenomeen met zeer christelijke vormen (geen probleem) dat zich eigenlijk tot christenen richt (wel een probleem). De avond voorafgaand aan mijn toetreding werd mij dringend en per e-mail gevraagd “of ik de christelijke waarden tot de mijne reken” en op deze zeer diplomatiek geformuleerde vraag heb ik naar waarheid "ja" geantwoord. "Gloria in excelsis Deo", zoals het 's anderendaags op mijn borstjuweel zou verschijnen.




Toevoeging 21 mei 2023. Bij het opruimen van mijn maçonniek archief botste ik op een officiële uitnodiging, waaruit blijkt dat de 'pastoors' van Aalst wel degelijk tot een bepaalde grootmacht behoorden, met een zeer ronkende benaming nog wel:









No comments:

Post a Comment