Monday, January 13, 2020

Aflevering 19

 



Op 8 April 2000 was het eindelijk zover, en werd in Brussel de loge Euclides opgericht als loge nr 39 van de RGLB. Op de foto: 17 glunderende gezichten (uw dienaar onderaan in het midden). 


Onder de 17 waren ook een aantal welwillende sympathisanten, die niet de bedoeling hadden van Euclides hun echte thuishaven te maken. De kern van "stichters" bestond uit 7 man: 5 ex-Acacia, 1 ex-Dageraad en 1 uit La Fidélité als vervanger van 1 ex-Levet Scone die in extremis verkoos niet mee te stappen. Van de 6 "echte" zijn er nog 5 in leven, en geen enkele daarvan is vandaag nog lid van Euclides.

Bij de stichting van Euclides waren er in Gent al 3 reguliere loges, die alle, met (bescheiden) eigen accenten, de niet zeer doordachte 20ste-eeuwse Rite de Schaerbeek beoefenden. Onze vroegere GO-loge Acacia had zich daar al met succes boven verheven door te kiezen voor de Schotse Ritus, 19de eeuws. Euclides koos bewust voor de Franse Ritus, waarin de rituelen van de eerste Engelse Grootloge nog grotendeels bewaard zijn. Die ritus is zeer goed, en het is jammer dat het niet gelukt is om ook de "hogere" graden van dat systeem (dat in zijn geheel 7 graden telt) in België in te voeren. Aan de Euclidische stichters ligt het niet, want zij hebben zich in Parijs laten inwijden in "le Chapitre Métropolitain" van Le Grand Chapitre Français. (Hieraan heb ik een Borsalino-hoed overgehouden, die tot de rituele aankleding behoort.) Tot de mooie aspecten van de ritus behoort dat er geen "altaar" is (inderdaad, wat doet een altaar op een bouwplaats?) en dat iedereen een zwaard heeft. In Euclides droeg iedereen inderdaad een zwaard aan een blauwe bandelier. Ik heb vruchteloos op zolder naar mijn exemplaar gekocht, en kan hier enkel de foto tonen van de Franse firma waar ik ze in redelijke aantallen besteld heb. Waarschijnlijk is Euclides de enige loge met een 'wapenkist' waarin de degens opgeslagen liggen.


De loge Euclides is als een geheel 'nieuw' concept uitgedacht, maar dat betekent eigenlijk: geheel 'oud', volgens de 18de eeuwse traditie. Ik heb veel moeite gedaan om alles uitvoerig te documenteren, en heb enkele deeltjes Euclidiana volgeschreven waarin iedereen alle toelichting kon vinden, met de historische referenties erbij. Dat heeft niet geholpen, want van mijn totaalconcept blijft voor het ogenblik niets meer over. De meeste vrijmetselaars zijn zeer conventioneel en voelen zich ongemakkelijk bij experimenten, ook al zijn die een terugkeer naar de bron. In Acacia had ik al gehoord: als iedereen het zus doet, waarom moet Acacia het dan absoluut zo doen? In Euclides was het helaas niet anders.

De gevaarlijkste momenten in het leven van loge zijn: het aanstellen van een voorzitter, en het rekruteren van nieuwe leden. Voor de recrutering heb ik komaf gemaakt met het uitgebreid doorgronden van hart en nieren van de potentiële kandidaten. Ik vond (en vind nog) dat de loge geen zaken heeft met het privéleven en de opvattingen van een kandidaat, maar moet afgaan op de aanbeveling van zijn peter(s). De ervaring leert voldoende dat men altijd een kat in een zak koopt, en dat men altijd moet afwachten hoe het uitdraait. De rekrutering was dus met opzet laagdrempelig gemaakt. De belabberde bestaande voorlichting verving ik door een brochuurtje waarin alles stond, sober en duidelijk, wat een kandidaat moest weten. Alles doorlezen en dan tekenen, dat was het. Het document richtte zich tot belangstellende buitenstaanders, en ik kan het dus zonder meer ook hier aanbieden: uitnodiging.pdf. Hieronder alvast de inhoudstafel.


Achteraf is gebleken dat de pastoorskliek zich ergerde aan mijn zeer expliciete aanwijzingen om inzake "God" alles te ondertekenen wat men vroeg, zonder de waarheid of zijn eigen geweten geweld aan te doen. Misschien waren ze ook niet gelukkig met de officiële Vaticaanse teksten die ik opgenomen had, en waarin expliciet stond dat katholieken, ook vandaag, geen vrijmetselaar kunnen zijn. 

Voor het voorzitterschap was mijn oplossing: men wordt voorzitter volgens maçonnieke anciënniteit, en wel voor 1 jaar. Die oplossing zou onverantwoord zijn in een loge waarin een voorzitter een belangrijke oriënterende rol speelt, maar dat was in Euclides niet het geval: er waren geen bouwstukken, enkel rituele bijeenkomsten, 1 per maand. De voorzitter kreeg de initiatieke macht maar moest voor het overige niets persoonlijks inbrengen. In die zin is Euclides een institutionele monarchie, waarbij de 'macht' symbolisch is (de koning moet enkel lintjes knippen en zijn handtekening zetten) en automatisch overgeërfd wordt; conventionele loges hebben een presidentieel regime, met een president die de macht moet verwerven en die dan ook voluit kan uitoefenen.

De ene rituele zitting per maand werd aangevuld met een informele bijeenkomst waarin hoofdzakelijk gezongen werd. Ook in de rituele zittingen werd alleen gezongen, er was geen 'harmoniekolom' die CD's draaide. Euclides kon zich verheugen in een zeer vakkundige koorcomponist, die voor de loge een dikke bundel gezangen gemaakt heeft, zowel contrafacten als originele composities, doorgaans driestemmig. Hieronder de eerste maten van zijn Sint-Janscantate, voltooid 28.VII.1996. Ons zingen als exclusieve logemuziek heeft dus al een redelijke voorgeschiedenis. Ik weet nog heel goed hoe ik op het idee kwam: ik was op weg naar een zoveelste bijeenkomst om aan ritualen te werken, en hoorde op de autoradio (toen: BRT3) de Haggis Song van Broeder Robert Burns. Ter plaatse aangekomen gaf ik de tip van de artefacten door aan onze hofcomponist, die tot de Euclidiaanse kern behoorde. 





Hierboven de oudste meester (en dus eerste voorzitter) van Euclides #39. Conventionele Achtbare Meesters staan stijf van het goud in hun monumentale kraagband en kunnen maar met moeite gaan zitten door de reusachtige gouden schootsvellen waardoor ze zich van 'gewone' meesters onderscheiden. Dit alles heb ik afgeschaft: de voorzitter droeg, zoals in de 18de eeuw, een blauw lint om de hals en het gewone schootsvel van de meester. De "juwelen" (de winkelhaak van de voorzitter, bijvoorbeeld) liet ik zagen in een koperwinkel in de Dampoortstraat. De hamer die op de Constituties van 1723 rust heeft het operatief model van de 18de eeuw —de meeste loges gebruiken de hamers van de veilingmeesters, die ze dan nog onterecht 'moker' noemen—, en ik kocht ze in Brico Center. Een voorzitter die afzwaaide kreeg hem cadeau mee naar huis. Ook de logekleuren geel/blauw waren uit de 18de eeuw overgenomen, en ze hadden het voordeel dat ze toevallig ook de kleuren van de Gentse Universiteit zijn, waardoor dergelijke lintjes gemakkelijk te krijgen zijn in Gent. (In feite heeft de voorzitter hierboven een studentenlint om de hals.) In diezelfde sobere operatieve stijl was de euclidiaanse 'ceremoniestaf' een houten maatstok van 1 meter, die voordien in een winkel gediend had. (Het devies is immers "meet en metsel'.)


Onder de bovenstaande attributen uit mijn collectie staat ook een glaasje zoals ik ze in Blokker in grote aantallen kocht à €1,50 per stuk. Dankzij hun zware bodem kon men er de maçonnieke maneuvers, inclusief de bons op tafel, perfect mee uitvoeren. Ze zijn bovendien klein, zodat men er behoorlijk wat obligate heildronken mee kan verwerken zonder daarom veel te drinken. Desondanks ben ik er niet in geslaagd de tafelwerkzaamheden te integreren in de zitting, zoals het mijn bedoeling was. De werkdag van een operatieve middeleeuwse metselaar verliep als volgt: hij begon te werken bij zonsopgang, hield onder de middag schaftpauze, en werkte daarna door tot zonsondergang. Ik twijfel er niet aan dat dit ook het beoogde schema van de 18de eeuwse vrijmetselaarsloges was. Het zwakke punt zal wel voor iedereen duidelijk zijn: het is niet gemakkelijk tot de orde terug te keren als men een tijdje gezongen en (vooral) gedronken heeft. In Euclides hebben we 1 zitting volgens het operatieve schema gehad (van de loge naar de tafel en terug naar de loge) maar dat was onpraktisch en is niet herhaald. De "orde" aan tafel bleek een punt van wrijving, en dat had ik vooraf kunnen weten, want de loges van weleer hadden er ook mee te maken gehad. In oude logereglementen vindt men duidelijk de sporen van pogingen om jolige broeders (waaronder bezoekers die de geplogenheden niet eens kennen) in het gareel te houden.

Hoe het nu zit weet ik niet, want ik heb Euclides in 2006 vaarwel gezegd. Ik herinner mij wel nog dat 'men' besloten had het 18de eeuwse blauwe lint-met-winkelhaak van de Achtbare Meester te vervangen door een conventionele brede kraagband. Voor dat soort post-revolutionaire restauratie had ik geen belangstelling. 







 

  



2 comments:

  1. Ik vind dit fantastisch. Zo’n Loge is en blijft mijn droom.

    ReplyDelete
    Replies
    1. Dit commentaar is overigens van B LdL

      Delete